vrijdag 10 november 2023

LEDEN VAN DE COMMISSIE/MEMBRES DE LA COMMISSION: Louis-Prosper GACHARD (1800-1885)

 

(afbeelding/image: Louis-Prosper Gachard, Notice sur Louis-Prosper Gachard, membre de l'Académie", Annuaire de l'Académie royale des sciences, des lettres et des beaux-arts de Belgique, 54 (1888), 193-236)

Toen in 1846 de Koninklijke Commissie voor de Uitgave der Oude Wetten en Verordeningen van België (CRALO) werd samengesteld, werd weldoordacht te werk gegaan. De meeste commissieleden waren magistraten en juristen, maar drie leden hadden een achtergrond in het archiefwezen: naast de algemeen rijksarchivaris ging het om de provinciale archivaris van Luik en de voormalige provinciale archivaris van Oost-Vlaanderen, die intussen bibliothecaris van de Gentse universiteitsbibliotheek was geworden. Niet alleen waren de bronnen die de commissie zou uitgeven, vooral in archieven te vinden, archivarissen waren in het midden van de negentiende eeuw bij uitstek de kenners van het verleden. Zij vertoefden immers voortdurend in archieven die nog grotendeels onontgonnen waren.

Dat de algemeen rijksarchivaris werd uitgekozen als lid, lag al helemaal voor de hand. Louis-Prosper Gachard was de meest vooraanstaande archivaris in België. Hij had bovendien ervaring met grootschalige uitgavenprojecten. Sinds 1834 was hij lid van de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis (opgericht bij Koninklijk Besluit van 22 juli van dat jaar), die initieel enkel oude kronieken moest publiceren, maar zich al snel ook met oorkonden en andere archiefbronnen inliet. Gachard kreeg daarnaast in 1840 van de Kamer van Volksvertegenwoordigers de opdracht om een overzicht van de vergaderingen van de Staten-Generaal op te stellen. Daarvoor prospecteerde Gachard de Belgische archieven, het Algemeen Rijksarchief in DenHaag én het Archivo general de Simancas, het voornaamste archief van het Spaanse koninkrijk: van juni 1843 tot november 1844 verbleef Gachard in Spanje.

Tussen 1848 en 1879 publiceerde de algemeen rijksarchivaris vijf delen Correspondance de Philippe II sur les affaires des Pays-Bas, publiée d’après les originaux conservés dans les Archives royales de Simancas (u vindt het werk geëmbed na deze paragraaf). Gachard werd dé kenner van de zestiende eeuw. De roem die hij uiteindelijk verwierf, mag echter niet doen vergeten dat zijn positie tijdens de jaren 1830 en 1840 uiterst gecontesteerd was geweest. Het was net om daarin verandering te brengen, dat hij naar Spanje trok. Gachard slaagde in zijn opzet: tijdens de volgende decennia groeide hij uit tot de welbekende, eminente archivaris, die bovendien – zo werd in 1881 gezegd – ‘de grootste figuur van België op historisch gebied sedert 1830’ was. Onder meer zijn aanstelling in de CRALO in 1846 markeerde die gelukkige omslag.


Toen Gachard in 1800 in Parijs werd geboren, liet niets vermoeden dat hem een lange archiefcarrière wachtte. In 1817 verhuisde hij naar Doornik, waar hij aan de slag ging in de drukkerij Casterman. Twee jaar later maakte hij de overstap naar de stadsadministratie. Zo ontdekte hij de plaatselijke archieven. In het archief van de Staten van Doornik en het Doornikse deed hij in 1825 een belangrijke ontdekking: het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden kon een groot bedrag aan achterstallige rechten van Frankrijk eisen. Plots leek een nationale archieftoekomst voor Gachard weggelegd. Meer bepaald droomde hij ervan een raadgever van de koning te worden. Hij schreef daarom aan Willem I dat hij meende te kunnen aantonen dat de clerus altijd al aan het wereldlijke gezag onderworpen was.

Gachards kandidatuur voor een archiefbaan werd door het ministerie van Binnenlandse Zaken welwillend ontvangen. In de zomer van 1826 ging hij in het Rijksarchief te Brussel aan de slag. Daar vervulde hij een andere rol dan hij had verwacht: hij moest het archief bruikbaar maken voor een nieuwe, wervende nationale geschiedenis. Gachard omarmde die opdracht en lanceerde onophoudelijk voorstellen. Hij stelde bijvoorbeeld in 1827 voor om de ‘historische’ en ‘administratieve’ delen van de archieven van de voornaamste rechtscolleges uit het ancien régime onder te brengen in het Rijksarchief. Enkel wat ‘juridisch’ was, zoals de procesdossiers, mocht nog in rechtbankgriffies worden bewaard. Zowel het opdelen van archieven als het centraliseren ervan in Brussel, werd afgekeurd door het ministerie. Dit was niet de enige keer dat Gachard werd teleurgesteld.

Na de Belgische Revolutie haalde Gachard zijn eerdere plannen weer boven. In 1831 was hij namelijk gepromoveerd tot algemeen rijksarchivaris. Enkele jaren lang bepaalde hij het nationale archiefbeleid. Met het koninklijk besluit van 15 oktober 1832 werd bijvoorbeeld de opsplitsing van de archieven van de Grote Raad van Mechelen en van de Raden van Brabant, Doornik, Henegouwen, Namen en Vlaanderen verordend. De Gemeente- en Provinciewetten van 1836 maakten Gachards centraliserende agenda echter onmogelijk. Ondertussen werd ook het Rijksarchief meer en meer bekritiseerd. De autoriteit van de algemeen rijksarchivaris werd ingeperkt. Hij moest zich concentreren op het inventariseren van archieven. Vervolgens publiceerde Gachard in 1837 een eerste deel van de Inventaire des archives des Chambres des comptes (cf. digitale versie hieronder). Op die realisatie was hij erg trots, maar toch volstond dergelijk archiefwerk voor hem niet. Hij kreeg daarom het idee om naar Spanje te reizen.



Omstreeks 1850 had Gachard de teugels weer stevig in handen. De CRALO hielp hem daarbij: onder meer twee oud-ministers van Justitie waren immers collega’s geworden. Meteen probeerde Gachard verdere uitvoering te geven aan het koninklijk besluit van 15 oktober 1832; eerder had hij vanuit de rechterlijke macht veel tegenwerking ondervonden. De algemeen rijksarchivaris bleef zich bezighouden met de organisatie van het archiefwezen, maar zijn aandacht ging nu vooral uit naar grootschalige uitgaveprojecten, zoals dat van de CRALO. Behendig manoeuvreerde hij van onderneming naar onderneming: als een bepaalde uitgave op problemen stootte, stapte Gachard over naar een ander project. Die aanpak was weinig planmatig, maar de kwaliteit van zijn werk leed er niet onder. Al in zijn eigen tijd was Gachard weliswaar niet de meest erudiete tekstbezorger (hij was dan ook een autodidact), maar hij kon toch op veel instemming rekenen. Met het boek waarin zijn inleidingen voor de vijf eerste delen van het Recueil des ordonnances des Pays-Bas autrichiens (1860-1882) waren gebundeld, won hij in 1881 de vijfjaarlijkse prijs voor vaderlandse geschiedenis. We nemen hieronder als voorbeeld de inleiding op het derde volume op:


Een zesde deel met verordeningen was bijna af toen Gachard in 1885 overleed. Enkel de inleiding ontbrak. Het was niet het enige project dat hij onafgewerkt achterliet. Dat maakt zijn realisaties niet minder indrukwekkend. Eigenlijk had Gachard als archivaris een koninklijke adviseur willen zijn, maar hij werd de raadsman van historici. Hij wees hen op interessante bronnen en hielp hen die stukken te interpreteren, door in uitgebreide inleidingen hun politieke en institutionele context te schetsen. Doordat de CRALO onder de minister van Justitie viel, waren de oude ordonnanties echter meer dan historische stukken: zij werden ingepast in een continue rechtstraditie. Die actuele waarde sprak Gachard ongetwijfeld aan. Was het daarom dat hij zoveel tijd vrijmaakte voor de commissie? Haast veertig jaar lang – van 1846 tot 1885 – vervulde de algemeen rijksarchivaris namelijk de rol van secretaris.

-

La composition la Commission Royale pour la Publication des Anciennes Lois et Ordonnances de Belgique (CRALO) fut le fruit d'un processus réfléchi. La plupart des membres étant magistrats et juristes, leur expertise était complémentée par trois membres issu du monde des archives. L'archiviste du Royaume se trouva en compagnie de l'archiviste provincial de Liège, ainsi que de l'ancien archiviste provincial de Flandre-Orientale (entretemps devenu bibliothécaire de l'Université de Gand). Les sources destinées à publier par la Commission se trouvaient surtout dans les archives. Les archivistes, quant à eux, étaient les connaisseurs par excellence du passé au milieu du XIXe siècle. Les dépôts, majoritairement non cartographiés, étaient leur habitat naturel.

Le choix de l'archiviste du Royaume était d'autant plus évident. Louis-Prosper Gachard était l'archiviste le plus célèbre du pays. Son expérience avec les projets d'édition d'envergure était un atout complémentaire. Depuis 1834, il faisait partie de la Commission Royale d'Histoire (créée par arrêté royal du 22 juillet de la même année). Cet organe ne fut initialement chargé que de la publication des anciennes chroniques. Cependant, ses activités se déployèrent très vite sur le terrain des chartes et autres sources archivistiques. Gachard reçut en autre la mission de la Chambre des Représentants pour la rédaction d'un compte rendu des réunions des États-Généraux. A cette fin, Gachard visita les archives belges, les Archives de l'État à La Haye et l'Archivo general à Simancas. Dans ce dernier dépôt, le principal pour les archives des royaumes d'Espagne, Gachard passa d'innombrables heures entre juin 1843 et novembre 1844.

Entre 1848 et 1879, Gachard publia cinq volumes de Correspondance de Philippe II sur les affaires des Pays-Bas, oeuvre collationnée sur les "originaux" conservés à Simancas (la version numérique se situe ci-dessus, après le paragraphe correspondant à celui-ci, en version néerlandaise). Gachard acquit une stature de connaisseur par excellence du XVIe siècle. Il ne faudrait pas pour autant passer sous silence la contestation qu'il subit au long des décennies 1830 et 1840. Son départ en Espagne s'explique notamment comme point de rupture avec cet épisode. Gachard en tira tous les bénéfices imaginables. Les décennies après le passage à Simancas virent l'apothéose de l'archiviste célèbre et éminent, qualifié en 1881 de "plus grande figure sur le plan de l'historiographie depuis 1830". Sa nomination comme membre de la CRALO fut une partie intégrante de cette évolution.

Pourtant, lors de la naissance du protagoniste à Paris en 1800, rien ne semblait annoncer une longue carrière d'archiviste. Son premier poste était à l'imprimerie Casterman à Tournai, où il avait déménagé à l'âge de 17 ans. En 1819, nous retrouvons Gachard dans l'administration municipale. La découverte des archives locales s'en suivit. Six ans plus tard, le futur archiviste du Royaume découvre dans les archives des Etats du Tournaisis un titre juridique fondant une créance du Royaume Uni des Pays-Bas contre la France d'un montant considérable. Un avenir national dans les archives s'annonçait, l'intéressé se rêvant déjà en conseiller du monarque. Gachard s'adresse notamment à Guillaume Ier en lui offrant une argumentation historique servant à prouver la soumission du clergé au pouvoir temporel.

La candidature de Gachard à un emploi d'archiviste auprès du Ministère de l'Intérieur fut reçue avec bienveillance. A l'été 1826, il brave la pluie et le soleil pour s'enfermer dans les Archives de l'État à Bruxelles. Le rôle de l'impétrant s'exprime alors complètement différemment: Gachard était sommé à rendre les archives accessibles et utilisables à une historiographie nouvelle et envoûtante. L'incitation était bien reçue: le nouvel archiviste formula des propositions sans cesse. Par exemple, en 1827, l'idée de transférer les parties "historiques" et "administratives" des archives juriciaires d'Ancien Régime aux Archives de l'État. Seuls les dossiers "juridiques", comme les dossiers des procès, pouvaient rester entre les mains des greffes des tribunaux et cours. Aussi bien la répartition des archives que leur centralisation à Bruxelles offusquèrent le Ministère. Un des multiples fins de non recevoir dans la longue carrière de l'infatigable Gachard.

La Révolution Belge fut l'occasion de faire émerger le même plan. Gachard avait notamment accédé à la charge d'archiviste du Royaume dès 1831. Pendant quelques années, il était le seul conducteur à bord pour la politique archivistique de la Nation. L'arrêté royal du 15 octobre 1832 décréta par exemple la scission des archives du Grand Conseil de Malines et des Conseils de Brabant, de Tournai et du Tournaisis, du Hainaut, de Namur et de Flandre. Les lois Communale et Provinciale de 1836 bloquèrent cependant l'agenda centralisateur de Gachard. D'autant que les critiques montaient à l'encontre des Archives de l'État. L'autorité de l'archiviste du Royaume fut sérieusement restreinte. La publication d'un premier tome de l'Inventaire des Archives des Chambres des Comptes (qui faisait la fierté de son auteur, cf. version numérique dans le paragraphe correspondant en néerlandais ci-dessus) ne put satisfaire Gachard, d'où le voyage en Espagne. 

Aux alentours de 1850, Gachard avait repris les rênes en main. La CRALO lui fut très utile. Deux anciens Ministres de la Justice étaient devenus des collègues. Ainsi, il put reprendre la voie de l'exécution de l'arrêté royal du 15 octobre 1832, essayant de surmonter l'opposition du pouvoir judiciaire rencontrée deux décennies plus tôt. L'archiviste du Royaume restait également occupé par des projets d'édition de grande envergure, comme la CRALO. Sautant d'un projet à l'autre en cas de blocage, le travail de Gachard n'a pas l'air d'être organisé de façon prussienne. Ceci n'impacta cependant aucunement la qualité. Comme éditeur (autodidacte), il n'était pas le plus érudit. L'approbation de la communauté scientifique ne manqua pourtant pas. La collection de ses introductions aux cinq premiers volumes du Recueil des ordonannces de Pays-Bas autrichiens (1860-1882), lui valut en 1881 le prix quinquennal d'histoire nationale (voir ci-dessus en bas du paragraphe correspondant de la version néerlandophone pour la version numérique du tome III).

Un sixième tome d'ordonnances s'approchait de l'étape finale, quand Gachard expira en 1885. Il ne manquait que l'introduction du mâitre. Ce ne serait pas le seul projet inachevé de l'archiviste du Royaume. Gachard aurait préféré devenir un conseiller du "prince" sous Guillaume Ier. Il devint celui des historiens. En leur pointant les sources potentiellement intéressantes et en suggérant des interprétations, ses introductions copieuses fournissaient le contexte politique et institutionnel. Vu le rattachement institutionnel de la CRALO au Ministère de la Justice, les ordonnances furent beaucoup plus que de simples sources historiques. Elles étaient situées dans le sillon d'une longe tradition juridique. Cette appréciation contemporaine fut certainement d'un grand intérêt pour Gachard. Serait-ce la raison qui explique son dévouement considérable aux travaux de la CRALO ? Il fut son secrétaire pendant presque quatre décennies (de 1846 à 1885).

dr. Timo VAN HAVERE (KU Leuven)

Bibliografie/Bibliographie

- AERTS, E & DE MECHELEER, L., "“Le César des Archives”: archivistiek en historiografie in de eeuw van Gachard", Bibliotheek- & Archiefgids, 79 (2003), nr. 3, 24-35.
- ONGHENA, S., "Gachard, Louis-Prosper", Nationaal biografisch woordenboek, XXII, Brussel, 2016, 311-345.
- VAN HAVERE, T., Onder archivarissen. Het Belgische archiefwezen in de negentiende eeuw, onuitgegeven doctoraatsverhandeling, KU Leuven, 2023.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

OPEN ACCESS: Recueils de la Société Jean Bodin pour l'Histoire Comparative des Institutions (KULeuven, Bibliotheek Faculteit Rechtsgeleerdheid en Criminologische Wetenschappen)

  De bibliotheek van de Faculteit Rechtsgeleerdheid en Criminologische Wetenschappen van de KULeuven verzorgde een digitalisering in open ac...